Jugendstil/ Art Deco Beschrijving

Jugendstil - Art Nouveau - Art Deco

Een internationale kunststroming die tussen 1890 en 1914 op verschillende plaatsen in Europa populair was, voornamelijk als reactie op het vorm vervagende impressionisme.

Algemene kenmerken van Jugendstil:
De belangrijkste inspiratiebron van deze kunststroming is de natuur. De motieven zijn vaak langstelige, gracieus gestileerde planten en bloemen (lelies, kelken, irissen, papavers, rozenknop), vogels (zwanen, pauwen), libellen, de eivorm, wolken- water- en rotspartijen, vaak gecombineerd met slanke vrouwengestalten. Slanke proporties en lange, golvende lijnen. Dikwijls asymmetrische ontwerpen. Vormen en versieringen afgeleid van natuurlijke vormen, zoals bloemen, vlammen en golven en van geometrische figuren (patronen).

De bewogen lijnen waren een middel om emoties uit te drukken.
Jugendstilproducten hebben ook vaak Japanse kenmerken zoals lege ruimten en de waaiervorm.
Duitse Jugendstilontwerpers gebruikten gestileerde, natuurlijke elementen. Ze zijn vaak zo gestileerd dat er geen duidelijk planten- of dierenmotief te herkennen zijn, daaruit ontstond de kenmerkende dynamisch ogende 'zweepslaglijn”.

Begin twintigste eeuw ontstond de Art Deco stijl. Een nieuwe internationale, stijlbeweging die van 1910 tot 1940 grote invloed had op de decoratieve en toegepaste kunst. Zware geometrische stijl met op primitieve kunst en Egyptische motieven geïnspireerde versiering.

De Art Deco (Art-Deco geschreven in samenstellingen) was een populaire stijlbeweging van 1920 tot 1939. De beweging was in zekere zin eclectisch, d.w.z. een mengelmoes van vele verschillende stijlen kunststromingen uit de eerste decennia van de 20e eeuw. Belangrijkste kenmerk van Art Deco, en tevens het onderscheid met de meer organische art nouveau (= jugendstil) , is de omarming van technologie in aanvulling op traditionele motieven. Art Deco was een reactie op zowel de Jugendstil beweging uit Duitsland en Oostenrijk en de Art Nouveau beweging in België en Frankrijk.

Beide bewegingen maakten uit van de stijlvernieuwing die in Europa tussen circa 1890 en 1939 plaatsvond. Asymmetrische, golvende lijnen in pasteltinten kenmerkten de Art Nouveau stijl. Er werd veel gebruik gemaakt van ornamenten en arabesken. De Jugendstil kwam vooral tot ontwikkeling in de kunstnijverheid en architectuur. Hier lag de nadruk op het werken met motieven uit de flora en fauna. De Japanse prentkunst vormde eveneens een inspiratiebron.

Met het intreden van de Art Deco stijl kwam de nadruk meer te liggen op strakheid en vormgeving.
Het hoefde allemaal niet langer met de werkelijkheid te kloppen.

In de late jaren van de Art Nouveau en de beginperiode van de Art Deco tijd lopen de kenmerken van beide stromingen in elkaar over en zijn ze daardoor minder goed uit elkaar te houden. De belangrijkste kenmerken van deze stroming zijn:
- Strakke en eenvoudige vormgeving
- Geometrische patronen
- Abstract vormen